Alle dingen moeten meewerken (Deel 2)
‘En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn‘ (Rom. 8: 28).
Het uitnemendste van dit leven is moeite en verdriet. Het zijn de afscheidswoorden van Mozes (Psalm 90:10). Wie dat in zijn of haar leven gaat ondervinden, kan zich zeer pijnlijk gaan stoten aan de ‘waaromvraag’. Waarom is dat zo? Waarom moeten Gods kinderen eerst veel verdriet meemaken, voordat ze de hemelse heerlijkheid mogen binnengaan? De apostel Paulus schrijft hierover onder andere in het achtste hoofdstuk van de Romeinenbrief.
Boven dit ‘zegelied’ hebben de Statenvertalers als verklaring geschreven dat hier wordt verklaard ‘dat het lot der gelovigen in dit leven is met Christus te lijden’ en dat Paulus hen tevens sterkt ‘met de grootte der heerlijkheid, die daarna zal volgen’. En zo is het. Paulus verbindt zijn persoonlijke geloofservaring met bemoedigende woorden voor de ware christenen. Te midden van het lijden, terwijl het loodzware kruis moet worden gedragen, wijst hij op het venster van de hoop. Hij roemt zelfs vanonder het kruis. Wat een leermeester die zo vanuit de praktijk van de verdrukkingen en de persoonlijke levenservaring, zijn leerlingen mag bemoedigen.
Het zegelied van Paulus – en met hem van heel de Kerk – heeft een zeer gedegen ondergrond. De apostel toont aan dat het roemen in verdrukkingen een bijzonder sterk fundament heeft. Het is het fundament van de opgewekte Christus. Daarom lezen we in Romeinen 8:34: ‘Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt’.
De apostel neemt ons dus mee naar de graftuin. De dood is gedood in de dood van Christus (John Owen). Maar, niet vergeten, zo houdt hij ons voor, het is Pasen geweest. Het graf is leeg! De Heere is waarlijk opgestaan! Daarna gaan we met Paulus naar de Olijfberg en kijken we omhoog. Kijk, zegt hij, Jezus is opgevaren naar het Vadershuis met zijn vele woningen. De Levensvorst is thuisgekomen. En dan wijst de apostel ons op de voorbiddende Christus, de Voorspraak bij de Vader. Hij, Die bidt voor Zijn Kerk, dag en nacht (1 Joh. 2:2). Vanwege Christus’ voorbidding is er toekomst voor de kerk. De Vader zal de gebeden van Zijn Zoon nooit, maar dan ook nooit afwijzen. Daarom is er de zekerheid over de vergeving van de zonden en over de overwinning op alle vijanden. Vanwege dit machtige fundament komt Paulus tot de uitroep: ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons liefgehad heeft’ (Rom. 8:37). Gods kinderen zijn al overwinnaars, maar ze leven nog in ‘bezet gebied’. Ze wonen in een wereld die onder de vloek ligt. Ze moeten nog door het tranendal… Maar niets zonder de wil van de hemelse Vader. Alle dingen moeten meewerken…
In de brief aan de Hebreeën worden Gods kinderen opgeroepen om ‘met lijdzaamheid (te) lopen de loopbaan die ons voorgesteld is’. Hoe dan? Wel zó: ‘ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods’ (Hebr. 12:2). Dat houdt in dat je je voortdurend moet realiseren dat het lijden maar voor een heel korte tijd is. ‘Die na kortstondig ongeneugd, mij eindeloos verheugt’. Beoordeel het lijden van deze tegenwoordige wereld in het licht van de eeuwige heerlijkheid. Zó heeft Christus dat gedaan: Hij werd getroost in Zijn lijden door te zien op de hemelse heerlijkheid die Hij na het lijden zou ingaan en de heerlijkheid die Hij voor al de Zijnen zou verdienen. Daarom zegt de Zaligmaker: volg Mij! Zet je voeten in Mijn spoor, in Mijn voetstappen. Draag de littekenen van Mijn lijden in je met lijdzaamheid (Gal. 6:17). Zoals Hij de discipelen voorging naar Jeruzalem om te lijden en te sterven, zo gaat Hij nog steeds Zijn kinderen voor in de weg door dit leven, door dalen en krommingen.
Dan kun je zelfs – ik zeg het heel voorzichtig – het kruis ‘vrolijk’ gaan leren dragen, zoals het klassieke Doopformulier ons dat voorhoudt. Hoe dat komt? Omdat de Heilige Geest in het hart vrede, stille vrede geeft. ‘k ‘Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht!’ Dan leer ik het: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’ (2 Kor. 12:9). Juist in mijn zwakheid, mijn totale afhankelijkheid, ervaar ik de kracht van de Allerhoogste. Juist als ik zo ontzettend zwak ben en dat erken, kan de Helper mij ondersteunen… En als het helemaal niet meer gaat… dragen! Het is de Heilige Geest die leert dat God alle dingen, juist ook deze moeilijkheden, laat medewerken te goede. Dat Hij het gebruikt om zo Zijn kinderen te vormen, zoals een pottenbakker een pot op zijn draaischijf maakt. Om ze naar het beeld van Christus te vormen.
Alles wat niet van Christus is, moet eraf… Dat is bidden: ‘O Zoon maak ons Uw beeld gelijk’. Als Hij het leert om onze bekommernis op Hem te werpen. Zoals de apostel Petrus het ons voorhoudt: ‘Werp al uw bekommernis op Hem…, want Hij zorgt voor u’ (1 Petrus 5:7). Heeft u, heb jij dat al mogen doen? Heeft u zó de hand van de Heere al mogen ervaren te midden van de beproevingen, de krommingen in het levenslot?
Ds. W.A. Zondag