ZIJN WOORDEN IN UW HART
‘En deze woorden, die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn’ (Deuteronomium 6:6).
Deze woorden komen uit de afscheidspreek van Mozes tot zijn volk. Hij houdt deze preek met grote ernst en liefde en met een priesterlijk bewogen hart. Gods woorden, Gods wet. De Tien Geboden zoals die ons elke zondag als een spiegel worden voorgehouden. Deuteronomium betekent letterlijk ‘herhaling van de wet’. Mozes ziet het volk, de kinderen Israëls, de vaders en de moeders, de ouderen en de kleine kinderen. Hij denkt aan de wereld waarin hij leefde en de kinderen groot werden – deze Gode vijandige wereld. Hij denkt aan de omringende heidenvolkeren. Hij weet dat zijn eigen volk zo gemakkelijk aansluiting zoekt en vindt, en de knieën zo makkelijk buigt voor de afgoden. Hij onderkent dat het zich hardnekkig vermengt met de omringende heidenvolkeren. Hij weet van hun boze, verdorven hart, want Mozes is een man die zelfkennis heeft. Hij is van dezelfde lap gescheurd.
Eerst wijst Mozes het volk op de goedheid en de trouw van de Heere, op Wie God voor hen geweest is. Hoe Hij hen uit Egypteland uit het diensthuis uitgeleid heeft. Dan herinnert Mozes het volk eraan hoe de woorden van God vol majesteit plechtig klonken vanaf de Sinaï: ‘Ik ben de Heere, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb’ (Ex.20:2). De woorden Gods.
U ziet een samenvatting van die woorden in vers 5: ‘Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen’. Mozes mag als een hemelgezant het volk voorhouden: ‘O Israël, houdt u toch aan Gods Woord en blijf dicht bij de Schrift. Wees gehoorzaam. Houdt u aan al de inzettingen en geboden die ik u gebied, en aan uw kinderen en kindskinderen.’
In vers 3 staan ook vier belangrijke woorden. In die woorden staat het doel van de prediking, het doel van het verenigingswerk. Gods doel met de middelen van Zijn genade: Opdat het u welga. Deze woorden zijn de kern.
Daarom zit je op een christelijke school, jongens en meisjes. Daarom ben je geboren uit christelijke ouders. Daarom gaat Gods Woord elke dag open en krijg je catechisatie. Daarom kom je ook in de kerk: opdat het je welga! God heeft geen lust in je dood en in je ondergang, die je wel hebt verdiend door je zonden. Maar de Heere heeft daar geen lust in, maar Hij wil dat je je bekeert. Hij wil dat je gehoorzaam bent en leeft en Hem liefhebt, opdat het je welga. Jullie weten toch wel dat de Heere geen genoegen neemt met verstandsgodsdienst? Daarmee kun je voor God niet bestaan, omdat de echte liefde daarin wordt gemist. De wortel van de wedergeboorte ontbreekt. De woorden van God moeten in uw hart zijn. Het mag niet alleen buitenkant zijn. Het begint vanuit God, de liefde van God, moet in uw hart zijn. De Heere ziet het hárt aan. Als er één mensenkennis heeft, dan is het Mozes. Hij heeft heel wat meegemaakt met dat volk. Hij kent ook zijn eigen hart. Hij weet van de eeuwige genade en de liefde van God in zijn persoonlijke leven. Daarom zegt hij: ‘Deze woorden die ik u heden gebied, zúllen in uw hart zijn.’
Ons hart moet worden verbroken. Het moet worden opengemaakt. U zegt: ‘Ik heb te veel gezondigd. Mijn hart is te hard. Ik ben te oud. Mijn hart is te gesloten. Ik ben te onwillig.’ U bent niet te onwillig. U bent niet te oud. U hebt niet te veel gezondigd. Uw hart is niet te hard. De Heere verbreekt nog steeds harde harten. Eén druppeltje van Zijn liefde en dan is het gebeurd. Hij maakt nog steeds van vijanden vrienden. Hij is de grote Herschepper. Hij doet het door Zijn Woord, onder de preek, op de catechisatie, op de vereniging en thuis door Woord en Geest. Gods Woord is als dynamiet. Het is een kracht Gods tot zaligheid. Een zaad van wedergeboorte voor eenieder die gelooft. Daarom: het kan ook voor u en jou. Je hoeft niet te wanhopen. Hoop toch op de Heere en kom aan Zijn voeten zoals je bent.
Mozes zegt als tolk van de hemel tegen u de woorden van Gods genade. De boodschap van heil, de blijde, goede boodschap in deze ondergaande wereld: die woorden moeten in uw hart zijn. Ziet u het gebiedende in de woorden van onze tekst: ‘Deze woorden die ik u heden gebied (…)’. ‘Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil en troostrijk woord. Verhard u niet’. U kunt hier niet onderuit, want de boodschap is helder genoeg! Hier kun je niet over discussiëren. Zo mogen we met deze boodschap niet omgaan. De woorden zúllen in uw hart zijn. Ik gebied het u.
Ds. D.W. Tuinier