De gouden keten van Jezus’ voorgeslacht
‘Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham’ (Mattheüs 1:1).
Het is opmerkelijk dat alle keren dat in Mattheus 1 de naam van de Zoon van God wordt genoemd, daarbij gelijk ook de namen van mensen worden genoemd. JEZUS CHRISTUS, de Zoon van David, de Zoon van Abraham. Wat is dat op zichzelf al een eeuwig wonder. Dat Hij Zijn Naam tegelijk laat noemen met die van zondaren. Het is werkelijk vervuld wat staat in vers 23, dat Zijn Naam is Immanuel; God met ons. Zo laag wilde hij afdalen en zo diep wil Hij Zichzelf vernederen. Hij is naar de aarde gekomen om zondaren uit het slijk te verhogen en hen met God te verzoenen.
We letten hier niet alleen op dat Hij ‘God met ons’ is, maar ook ‘God uit ons’. Uit dat hele menselijke geslacht van al die eeuwen door is Hij uiteindelijk geboren. Er ligt een uitvoerig geslachtsregister voor ons: het boek van het geslacht van Jezus Christus. Letterlijk: de boekrol van de bron van Jezus Christus.
Misschien heeft u, als u ooit onderzoek deed naar uw voorgeslacht, in dat onderzoek wel een persoon ontdekt van wie u zegt: ‘Jammer dat die naam erbij staat’. Dat is met de Koning der koningen niet veel anders. Jezus kon Zich voornamelijk alleen maar schamen voor Zijn voorgeslacht. Het waren veelal zondige schakels. Het boek van het geslacht van Jezus Christus bevat zoveel zwarte bladzijden! Het begon al met Adam en Eva die God hebben verlaten. In vers 3 lezen we over Juda. Hij gewon (dat wil zeggen: ontving als kind) Fares. En hij gewon nog een kind bij Thamar: Zara. Het gaat hier om incest. Een zwarte schakel! We lezen in vers 5 nog een schakel van zonde: Ruth, iemand uit het buitenland, uit Moab. Zij was helemaal niet iemand van het verbond. Ze stond er helemaal buiten. Maar iemand van buiten Gods gemeenschap mocht de overgrootmoeder van David worden. Uit haar kwam de meerdere David voort. Dit was nu het voorgeslacht van de grote Koning.
Die keten van Jezus voorgeslacht bevat ook bijna gebroken schakels. En dan wordt het eigenlijk nog onbegrijpelijker. Het begon al bij Abraham. Hij werd geroepen toen hij vijfenzeventig jaar oud was. Zijn vrouw was onvruchtbaar. Maar de Heere heeft er voor gezorgd dat vijfentwintig jaar na zijn komen in Kanaän Izak geboren werd. Ze waren beiden op hoge leeftijd. De Heere echter heeft die keten in stand gehouden. Izak. Twintig jaar heeft hij de Heere gebeden, in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw, want Rebekka was onvruchtbaar. De Heere heeft die keten niet laten springen, maar Jakob geboren doen worden. Bij Hizkia was het precies hetzelfde.
De gouden keten van het voorgeslacht van Jezus bevat naast zondige en bijna gebroken schakels ook koninklijke schakels. Zijn afkomst is niet alleen tot vernedering, maar ook tot verhoging, want Hij kwam voort uit het koninklijke geslacht. De Heere heeft ook aan David, de koning, al gezworen dat Hij uit zijn nageslacht op de troon van David zetten zal. En daar wordt echt niet alleen Salomo mee bedoeld, maar ook Jezus. Dat was de verwachting, die door dat hele koningsgeslacht heen lag. Nee, het waren geen beste koningen. Van zes koningen lezen we in Kronieken dat het goddeloze koningen waren, en van nog eens drie dat zij niet met een volkomen hart de Heere hebben gediend. En toch, allemaal koninklijke schakels. Waarom was dat? Het zou duidelijk moeten zijn dat er een Koning uit dat vervallen en zondige koningshuis zou voortkomen. De vervallen hut van David zal weer worden opgericht en de wijzen uit het oosten gaan vragen naar de geboren Koning van de Joden. Hij zal worden neergelegd in een kribbe, in de koningsstad Bethlehem, maar wel in diepe vernedering. Juist daarin komt Zijn buigen openbaar.
Wel, dat is nu Jezus’ voorgeslacht. Zondig, onvruchtbaar en toch ook koninklijk. We zullen deze Zaligmaker moeten leren kennen. Hij zal het bij het oordeel aan ons vragen, of Hij als Koning voor ons waarde gekregen heeft. En hoe krijgt Hij dan waarde? Alleen wanneer we als een arme, verloren zondaar aan Zijn voeten leren schuilen. Als we onszelf hebben leren kennen als schuldig en zondig. Die zullen eenmaal allen mogen erkennen, wat ze op aarde al hebben beleden: Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël (Joh 1:50). En nu het wonder: Jezus’ onderdanenrijk is nog niet vol! Zijn Koninkrijk moet nog worden uitgebreid. En daartoe gaat het Evangelie ook vandaag nog uit. Het Evangelie van advent en van Kerst. Het Evangelie van deze Koning der koningen. Eén Naam is ons allen genoeg: de Naam Jezus, Zaligmaker. Hij ontvangt eenmaal eeuwig de eer.
Ds. G.J. Baan