DANKDAG – ELIA BIJ DE BEEK
‘En de raven brachten hem des morgens brood en vlees, desgelijks brood en vlees des avonds; en hij dronk uit de beek.’ (1 Koningen 17:6).
Elia moest van de Heere naar koning Achab en tegen hem zeggen: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord. (….) Hoe zou Achab hierop reageren? Nou, dat vindt hij helemaal geen fijne boodschap. Daarom zegt de Heere tegen Elia dat hij zich moet gaan verstoppen bij de beek Krith, want Achab zal op zoek gaan naar Elia. Maar Achab vindt hem niet.
De beek Krith lag ten oosten van de Jordaan. Daar is voorlopig genoeg water. Voor het eten zal de Heere Zelf zorgen. Ja, want de Heere heeft aan vógels, aan ráven opdracht gegeven om Elia te onderhouden. Elia doet wat de Heere hem gezegd heeft, hij vertrekt naar de beek Krith aan de andere kant van de Jordaan en gaat daar wonen.
Zien we Elia zitten bij die beek? Elia zit er eigenlijk als een soort kóning, als koning over de schepping. Hij wordt gediend door de dieren, het lijkt wel een soort hersteld paradijs. Dat wat leek op vernedering krijgt iets in zich van verhoging, van de bekroning met Gods goedertierenheid. Het is er een teken van: Elia, deze onbegrepen weg is een weg in Gods gunst.
Van het manna in de woestijn en van het water uit de steenrots zeggen we dat het wijst op Christus Zelf. Zo wijzen deze eten-brengende raven ook naar de Heere Jezus. De verslindende raaf moet zijn buit af staan en Elia deelt in de vrucht, de satan wordt verslonden tot overwinning en mensen delen in de vrucht. Wie is Elia in dit beeld dus? Hij is een beeld, een symbool van de erfgenamen van God en van Christus, van mensen met een nieuw hart ten behoeve van wie de wereld met al het geschapene er nog is.
Kennen we op dankdag iets van de volheid van Christus waarin voor álles gezorgd wordt? En dan bedoel ik met ‘alles’ ook echt ‘alles’.
De Heere wijst Elia de weg, dat eerst. Voor u ook, het afgelopen jaar? En voor jou? Maak het maar zo breed als je zelf wilt. Misschien had je er bij jezelf de nodige bedenkingen bij. Hoe zal het gaan? Zal het wel gaan? Maar Elia gíng. Bedenk dat het zo nog kan gaan wanneer de Heere wegen wijst. Die wegen kunnen voor veel vragen zorgen. Die wegen kunnen haaks staan op wat je als mens zou bedenken. Denk aan Filippus die de weg gewezen kreeg naar het zuiden, de weg die woest is en leeg. Maar hij ging.
Zo ging het dus eerder ook met Elia. Dit is je weg, Elia. En hij ging. Dan is dankdag houden ‘amen’ zeggen. Het is waar en zeker, ik zal doen wat U zegt, Heere. Maar dan ook het andere. Misschien weten we nog waar we op biddag om gebeden hebben. Ik hoop dat we dan ook weten waar we op dankdag voor danken moeten. Maar ook waarom we daar op dankdag voor danken moeten. Namelijk omdat je het hebt ontvangen – uiteindelijk van de Heere alleen. Denk maar aan Elia. Wat voelde hij zich afhankelijk van de Heere en wat heeft de Heere goed gezorgd. Zo was het ook voor ons. In de weg van de afhankelijkheid blijkt zelfs in de kleinste dingen de zorg en goedheid van de Heere. Dan ga je leren hoe waar het is: Hij geeft het Zijn beminden zelfs in de slaap. Wat heb je dan met Elia aan de oevers van die eenzame en onherbergzame beek Krith een goed leven! Veel beter dan Achab heeft in zijn paleis. Elia heeft wat hij kreeg, ontvangen in de gunst van de Heere, vanuit Zijn liefdeshart. Dat maakt alles uit!
Elia kreeg een les in diepe en totale afhankelijkheid: Elia, vertrouw op Mij, Ik zal voor je zorgen, zei de Heere. Hij moest leren gehoorzamen in het gaan naar de beek Krith, en ook in het rustend wachten. Elia moest leren dat Gods gedachten hoger zijn dan de zijne. Maar vooral moest Elia onderwijs krijgen in het geheim van Gods liefde voor hem.
Naar Achab toe sprak hij van God als de wrekende Gerechtigheid. Maar hij ontmoet hier God als de Barmhartige. Roofdieren worden zelfs ontboden en ze dienen hem – dat is liefde, de liefde van Christus.
Hebben wij zo de afgelopen periode ons brood gegeten en ons water gedronken? Dan mag je zeggen dat je elke dag geleefd hebt uit Gods hand, en het smaakte alles naar genade. Wat een zegen is dat. Wat zal Elia de Heere gedankt hebben daar bij het water.
Zijn machtig’ arm beschermt de vromen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
Blijven onze harten In den HEER gerust;
‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
Al mijn hoop en lust.
Ds. R.A.M. Visser
